Stotteren en broddelen

In de normale spraak- en taalontwikkeling komen wel eens onvloeiendheden voor, maar als deze aanhouden na een leeftijd van 2-4 jaar spreken we wel eens over stotteren of broddelen. 

Stotter-onvloeiendheden zijn vaak onvrijwillig en treden op wanneer een kind of volwassenen wel weet wat hij/zij wil zeggen, maar moeilijk uit zijn woorden komt omdat het spraakritme verstoord is. Typische stotterkenmerken zijn:

Klank- en lettergreepherhaling:
een snelle herhaling van klanken, lettergrepen, woorden of korte zinsdelen.

Verlengingen: 
Verlengen van een klank omwille van een krampachtige articulatiestand.

Blokkades: 
Een articulatiestand wordt krampachtig aangehouden, zonder geluid, maar is wel visueel waarneembaar.

Personen die stotteren ervaren deze stotterkenmerken vaak als iets negatiefs en hierdoor gaat het spreken vaak gepaard met angst en stress. Indien de negatieve ervaring aanhoudt ontstaan er secundaire stotterkenmerken. Deze secundaire stotterkenmerken ontwikkelen zich als een soort van compensatiegedrag om het stottermoment te overwinnen

.Secundaire stotterkenmerken zijn o.a.:

Starters:
Het gebruik van een kuchje, diepe inademing, of kleine beweging als voorbereiding op een gevreesde klank of woord.

Uitstelgedrag
Het voorafgaande woord herhalen om de gevreesde klank, woord of lettergreep zolang mogelijk uit te stellen.

Vermijdingsgedrag 
Het stottermoment voorkomen door bepaalde klanken, woorden of situaties te vermijden. Vaak wordt er gezocht naar synoniemen om op deze manier woorden te vermijden.

Duw-vechtgedrag
Om uit zijn stottermoment te komen gaat de persoon die stottert meebewegen, of meer kracht zetten. Het kan zijn dat hij/zij zijn handen meebeweegt of met zijn voeten stampt.



Behandeling

De stottertherapie is gebaseerd op cognitieve gedragspsychologie en focust op gevoelens en gedachten die vrijkomen tijdens een stottermoment. De therapie kan opgestart worden op alle leeftijden en is effectief bij zowel jonge kinderen als volwassenen. 

Vaak is het voor de ouders niet altijd duidelijk wanneer de onvloeiendheden van een kind ernstig genoeg of hardnekkig genoeg zijn om een logopedist te contacteren. Wanneer je twijfelt is het altijd beter om professioneel advies in te winnen en een logopedist te contacteren. 

Bij jonge kinderen omvat de therapie ook ouderbegeleiding en kan communicatieadvies al heel wat oplossen. Tijdens de ouderbegeleiding krijgen de ouders ook een beter inzicht in het stottergedrag van hun kind. 

Indien stotteren voorkomt bij kinderen wordt ook het schoolteam betrokken bij de begeleiding. Op die manier kan het kind dat stottert zich ook veilig en zelfzeker voelen op school. 


Stottertherapie heeft de hoogste slaagkansen als alle partijen goed geïnformeerd zijn en samenwerken!