Spraakstoornissen of articulatiestoornissen

Spraakstoornissen of articulatiestoornissen kunnen zowel bij kinderen als bij volwassenen voorkomen.
Bij volwassenen wordt meestal een logopedist ingeschakeld voor een professionele behandeling, indien dit nodig is. Een logopedist kan ook ingeschakeld worden als een correcte uitspraak vereist is voor school of studie.

Bij kinderen verloopt de spraakontwikkeling normaal geleidelijk aan vanaf de geboorte totdat ze ongeveer 7 jaar oud zijn. De leeftijd waarop een klank verworven wordt is redelijk variabel, maar onderzoek toont wel aan dat er vaste patronen zijn. Deze vaste patronen zijn taalafhankelijk. Het is dus normaal dat sommige klanken op een bepaalde leeftijd nog niet (helemaal) correct gevormd kunnen worden.
In sommige gevallen is het nodig om tijdig in te grijpen zodat het spraakprobleem geen grotere impact krijgt op de taalontwikkeling of op het zelfvertrouwen van het kind. Indien u twijfelt kan u best professioneel advies inwinnen. 


Er zijn twee soorten articulatiestoornissen:

Fonetische stoornissen

Het uitspreken van geïsoleerde klanken gaat moeilijk bijvoorbeeld:
• problemen met het uitspreken van de /s/ of /r/
• lispelen (spreken met de tong tussen de tanden) 

Fonologische stoornissen

Het combineren van klanken verloopt moeilijk, de fouten zijn inconsistent en het kind is vaak moeilijk verstaanbaar:
• /kip/ wordt uitgesproken als /tip/
• /straat/ wordt uitgesproken als /taat/

Tijdens een onderzoek wordt er vastgesteld over welke soort spraakstoornis het gaat:

• Indien het gaat om een fonetische stoornis, wordt er een inventaris gemaakt van de klanken die niet correct gevormd kunnen worden en in welke woordposities dezen zich bevinden.

.• Indien er sprake is van een fonologische stoornis volgt er een iets uitgebreider onderzoek naar de vereenvoudigingsprocessen die voorkomen in de taal van het kind. Vereenvoudigingsprocessen komen ook voor in de normale taalontwikkeling, maar wanneer ze langer dan normaal aanwezig zijn, spreken we van een stoornis.
Dit kan ook een effect hebben op de taalontwikkeling van het kind en vroegtijdig ingrijpen is daarom ook zeer belangrijk.

De behandeling verschilt ook bij fonetische en fonologische stoornissen:

Bij fonetische stoornissen wordt vaak eerst gewerkt op mondmotoriek. Daarna wordt de klank geïsoleerd aangeleerd, gevolgd door het aanleren van de probleemklank in verschillende woordposities en zinnen. Het einddoel is dat de probleemklank ook in de spontane spraak moeiteloos gebruikt kan worden.

Bij fonologische stoornissen wordt er eerst op auditieve vaardigheden gewerkt, het luisteren naar en onderscheiden van klanken op het gehoor. Het contrast en het betekenisverschil is hierbij heel belangrijk. De probleemklanken worden aangebracht in minimale paren (= gebruik van woorden die maar in één klank of klankgroep van elkaar verschillen). Wanneer het kind de probleemklanken auditief correct kan identificeren en herkennen wordt er overgegaan naar de productie. Opnieuw staat het betekenisverschil en contrast centraal, zodat het kind leert begrijpen dat het verkeerd uitspreken van klanken ertoe kan leiden dat de gesprekspartner de boodschap verkeerd begrijpt.


Om samen aan de slag te gaan voor het onderzoek en de behandeling van spraakstoornissen
kan u ons steeds contacteren.